Martien Kas: doet onderzoek naar de neurobiologie van sociaal gedrag en sensorische informatieverwerking.
‘’We doen onderzoek naar de biologische oorzaken van veel voorkomende mentale en neurologische aandoeningen, zoals depressie en dementie, en dragen bij aan het beter begrijpen en de ontwikkeling van nieuwe behandelingsmethoden voor deze hersenziekten. Sociaal functioneren en sensorische informatieverwerking, zoals de waarneming van geur en geluiden, zijn vaak aangedaan in meerdere hersenziekten, ongeacht de klinische diagnose. Mijn onderzoek kenmerkt zich daarom als transdiagnostisch en translationeel.
Bij sensorische informatieverwerking kijken we naar de verwerking van een prikkel uit de omgeving, zoals een geluidstoon of een geur. De hersenen verwerken deze prikkel, waarbij we kijken naar de ontstane hersenactiviteit of het gedrag als gevolg van deze prikkel. We doen proefdieronderzoek om aan te tonen welke hersencircuits daadwerkelijk verantwoordelijk zijn hiervoor. In mensen kun je correlaties aantonen tussen hersenactiviteit en gedrag, maar niet het causale verband. Door bepaalde hersensystemen aan of uit te zetten en te observeren wat dit doet met een proefdier, kan je de biologische oorzaak van een gedragsverandering achterhalen. Daarnaast kunnen we onderzoeken welke genen en eiwitten in het brein hierbij betrokken zijn, welke een aangrijpingspunt vormen voor mogelijke interventies.
Afhankelijk van de onderzoeksvraag kan je verschillende modelsystemen gebruiken. Sommige vragen kun je in cellen bestuderen. Omdat ons onderzoek heel erg gericht is op gedrag en verwerking van prikkels uit de omgeving, kan dit alleen maar onderzocht worden in een dier dat dit gedrag ook kan laten zien. We proberen hierbij wel om zo veel mogelijk de natuurlijke omgeving van een proefdier na te bootsen.
In ons onderzoek maken we gebruik van methoden die door de jaren heen zijn ontwikkeld en verfijnd, om zo het ongerief van de proefdieren vóór, tijdens en na de proef zo veel mogelijk te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is het uitbreiden van de kooiverrijking en het sociaal contact tussen de dieren tijdens de proef.
Wanneer de vraag het toelaat gebruiken we zeker proefdieralternatieven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan cellen of aan fruitvliegjes. Maar, je moet natuurlijk altijd het meest optimale systeem kiezen om je onderzoeksvraag te beantwoorden.’’