Aan het woord: David Lentink

David Lentink: Doet onderzoek naar de beweging van dieren, voornamelijk vliegen.

Portretfoto David Lentink“Ik ben geïnteresseerd in de beweging van dieren. Ik houd me voornamelijk bezig met vliegen, maar in mijn vakgebied houdt men zich bezig met hoe dieren rennen, hoe dieren zwemmen, hoe dieren bewegen. Dat komt omdat we daar heel weinig over weten. En dat heeft heel belangrijke biologische waarden om beter te begrijpen. Je kunt de wereld allerlei oplossingen bieden, door alleen maar te begrijpen hoe de natuur werkt. Dat is mijn grootste interesse. Maar het is ook heel belangrijk vanuit het perspectief van het welzijn van een dier. Wat is het gedrag en hoe kan een dier zich goed bewegen? Het is ook heel belangrijk voor andere gebieden binnen de biologie, zoals ecologie, evolutiebiologie of ontwikkelingsbiologie. Beweging is namelijk een fundamenteel aspect van hoe organismen op aarde leven. Dat is hoe ze voedsel verzamelen, partners vinden, zich voortplanten en migreren, dus het is echt een belangrijke biologische eis.

Het is mijn interesse om onderzoek naar beweging op een natuurlijke manier te doen, want ik denk dat als een dier zich natuurlijk gedraagt, ik het meeste leer over hoe het meestal beweegt. En daarom is dat één van mijn belangrijkste aandachtspunten in mijn onderzoek. Ik laat ze op een motiverende manier op zoek gaan naar voedsel en train ze met de clickertraining, die ook wordt gebruikt bij hondentraining. Wanneer ik onderzoek doe naar een dier, film ik vogels en wil ik dat een vogel van A naar B vliegt zodat ik de beweging kan zien, dan werkt het heel goed als het dier zelf naar de andere kant wil vliegen en van tevoren gemotiveerd is om dat te doen.

Ik doe onderzoek op proefdieren, maar ik doe geen dierproeven. Wij observeren de dieren alleen. Met betrekking tot verminderen werk ik altijd met zo weinig mogelijk dieren, met 5 grote vogels in het verleden. Dat is niet veel. Dat betekent dat ik bepaalde vragen niet kan beantwoorden. Dus een van de gevolgen van het verfijnen is dat ik kleinere effecten niet kan laten zien. En daarom richt ik me op vragen waarbij ik zo min mogelijk proefdieren hoef te onderzoeken. Dat betekent ook dat ik bepaalde vragen, waarvan ik misschien vind dat ze beantwoord moeten worden, niet kan beantwoorden. Dat is dus een keuze, wat niet betekent dat het altijd de juiste keuze is.”