Aan het woord: Bart van de Sluis

Bart van de Sluis: Doet onderzoek naar afwijkingen in het metabolisme.

“Onze afdeling doet onderzoek naar stofwisselingsziekten, waarbij de nadruk ligt op zowel erfelijke als verworven aandoeningen. Bij verworven metabole ziekten kun je denken aan diabetes, hart- en vaatziekten en vetophoping in de lever (leververvetting). In het geval van aangeboren (erfelijke) ziekten spreken we over aandoeningen die worden veroorzaakt door een foutje in het DNA, dat je via je ouders hebt geërfd. Een van de aangeboren ziektes waaraan we werken is glycogeenstapelingsziekte. Als afdeling zijn we geïnteresseerd in het begrijpen van hoe bepaalde stofwisselingsziekten ontstaan en welke mechanismen hieraan ten grondslag liggen. Deze kennis is belangrijk om in de toekomst patiënten beter te kunnen behandelen.

Om ons doel te bereiken maken we gebruik van diermodellen, met name muismodellen. Een belangrijk voordeel van muizen is dat hun DNA relatief eenvoudig aan te passen is, waardoor we ziektes die bij mensen voorkomen kunnen nabootsen. Zo kunnen we de bijbehorende ziektemechanismen beter in kaart brengen. Stofwisselingsziekten zijn complex; bij deze aandoeningen zijn meerdere celtypen en organen betrokken. Hierdoor is het niet eenvoudig om dergelijke aandoeningen te onderzoeken met gekweekte cellen in het laboratorium. Tijdens mijn eigen onderzoek heb ik nieuwe processen ontdekt die zonder het gebruik van diermodellen niet aan het licht waren gekomen.

In ons onderzoek zien we de muis als een soort patiënt. Net zoals bij menselijke patiënten nemen we bloed af om naar specifieke bloedwaarden te kijken, zoals glucose- en lipidenniveaus. Soms geven we de muizen speciale diëten om bepaalde ziektes te induceren die geassocieerd zijn met overgewicht, zoals type 2 diabetes, leververvetting en hart-en vaatziektes. Dit dieet kun je vergelijken met een “hamburgerdieet”. Eigenlijk bootsen we met onze muizen een groot maatschappelijk probleem na.

Tijdens het onderzoek worden alle handelingen uitgevoerd door getrainde professionals, met als doel maximale verfijning te bereiken. Ons team werkt continu aan het verbeteren van technieken om ervoor te zorgen dat de muizen zo min mogelijk last ondervinden van de procedures. Daarnaast optimaliseren we onze experimenten om het aantal benodigde muizen verder te reduceren. Zo hebben we afgelopen jaar een nieuwe techniek ontwikkeld waarmee we het gebruik van proefdieren aanzienlijk hebben kunnen verminderen.
Tegelijkertijd onderzoeken we in ons laboratorium of bepaalde processen kunnen bestuderen met behulp van specifieke celmodellen, zoals organoïden. Hoewel deze ontwikkelingen veelbelovend zijn, bieden organoïden nog niet hetzelfde inzicht als een volledig organisme. Zo ontbreken bij organoïden nog steeds de complexe interacties tussen verschillende organen en celtypen. Daarom blijven muismodellen een essentieel hulpmiddel om ziekteprocessen beter te begrijpen en uiteindelijk patiënten in de toekomst beter te kunnen behandelen.”