Aan het woord: dr. Sahar El Aidy

Onderzoekt de invloed van darmbacteriën op onze hersenen

‘Elke volwassene draagt zo’n honderdduizend miljard bacteriën bij zich in de darmen, bijna anderhalve kilo. Langzamerhand wordt steeds duidelijker dat de invloed van deze darmflora, ook wel microbioom genoemd, op het lichaam groot is. In mijn laboratorium onderzoeken we hoe darmbacteriën onze hersenen kunnen beïnvloeden door hun effect in onze darm. Darmflora en het brein blijken continue met elkaar in gesprek te zijn.’

‘Ik zeg bewust gesprek, want er is sprake van een dialoog. Het gaat twee kanten op: de aanwezige darmbacteriën hebben invloed op onze gezondheid en gedrag, maar andersom kan ons gedrag ook de darmflora veranderen. De darmen hebben een rechtstreekse verbinding met de hersenen via de nervus vagus, een belangrijke zenuwbaan die signalen van de darmen naar het brein stuurt en andersom. Bacteriën beïnvloeden deze communicatie. Darmbacteriën zijn eigenlijk minifabriekjes van neuroactieve stoffen. Ze produceren dezelfde chemische stoffen, neurotransmitters, die ook in ons eigen zenuwstelsel de communicatie verzorgen. Denk aan serotonine, dopamine en noradrenaline. De bacteriepopulatie beïnvloedt met deze productie dus direct het gedrag en de stemming van de gastheer.

De goede samenstelling van de darmbacteriën is dan ook van groot belang. Een goede darmflora begint al direct bij de geboorte. Op het moment van de geboorte komt een baby in aanraking met het vaginale microbioom van de moeder. De samenstelling hiervan bepaalt in belangrijke mate hoe de darmflora van de baby eruit komt te zien en daarmee de ontwikkeling van het immuunsysteem, het metabolisme en de hersenen. Een afwijkende samenstelling bijvoorbeeld door stress, voeding, infectie of antibioticagebruik heeft daarmee ook consequenties voor de gezondheid van het kind.

Om zulke effecten te onderzoeken kijken wetenschappers naar de darmflora van muizen. Bijvoorbeeld wat de invloed van prenatale stress bij de muizenmoeder voor effect heeft op de darmflora van pasgeboren muizen. Direct na de geboorte blijkt de darmflora af te wijken van het normaal, maar wanneer de muizen volwassen zijn, is het microbioom niet meer te onderscheiden van ‘normale muizen’. Echter zodra deze muizen in een stressvolle situatie komen, reageren ze daar sterk op. Het lijkt er dus op dat deze muizen van gestreste moeders zelf ook gevoeliger voor stress zijn. Bacteriën in onze darmen lijken dus mede te bepalen wie er angsten of depressie krijgt.

Een andere belangrijke factor op onze darmflora die ik onderzoek is voeding. Ons voedingspatroon heel anders dan dat van onze verre voorouders. Het oerdieet bestond uit veel meer slecht verteerbare ingrediënten, die vervolgens weer als voedsel dienden voor de aanwezige darmbacteriën. Met ons moderne dieet dreigen we veel van de van oudsher aanwezige bacteriën kwijt te raken. We willen weten wat voor consequenties dat heef. En of we dat verlies kunnen beperken door meer slecht verteerbaar voedsel te eten.

Het onderzoek naar de wisselwerking tussen darmbacteriën en ons brein is relatief nieuw. We begrijpen nog maar heel weinig van deze complexe relatie. Als ik naar de verre toekomst kijk, denk ik dat dit onderzoeksveld aanknopingspunten kan bieden voor nieuwe medicijnen in de geestelijke gezondheidszorg. Het in bijvoorbeeld opvallend dat verschillende gedragsstoornissen vaak gepaard gaan met darmklachten of voedselallergieën. Denk bijvoorbeeld aan ADHD, autisme, of depressie. Net als sommige hersenziekten als de ziekte van Parkinson of Alzheimer. Op dit vlak zijn nog vele ontdekkingen te doen.